John Maynard Keynes had met illustere voorgangers als John Stuart Mill en Léon Walras gemeen dat hem het economisch denken met de paplepel werd ingegoten. De vader van de in 1883 geboren John Maynard, John Neville Keynes, was een in zijn tijd niet onbekend econoom, die een ook nu nog zeer leesbaar boek over de methode van het economisch denken had geschreven.
Na een succesvolle studie in Cambridge in de wiskunde en de economie (onder meer bij Alfred Marshall), trad John Maynard in dienst bij een overheidsinstelling (het India Office). In 1911 werd hij redacteur van het befaamde Engelse economenblad The Economic Journal , een functie die hij vrijwel zijn gehele verdere leven heeft vervuld. Na een paar jaar ging hij terug naar Cambridge om er ‘Fellow’ te worden, d.w.z. om er les te gaan geven. Het was ook rond die tijd dat hij zich aansloot bij de later befaamd geworden Bloomsbury-groep, bestaande uit intellectuelen en kunstenaars met een liberale levensinstelling. Keynes had verhoudingen met meerdere mannelijke leden van deze ‘circle’. Zijn eerste biograaf, Roy Harrod, zweeg zorgvuldig over de homoseksuele voorkeuren van Keynes. Later is Keynes overigens keurig getrouwd en wel met de Russische balletdanseres Lydia Lopokowa.
Tijdens zijn huwelijksreis in 1925 door de toenmalige Sowjet-Unie maakte hij voor het eerst kennis met een niet-kapitalistische samenleving. Hij kon er wel enige sympathie voor opbrengen. Hij schreef tenminste: “Here – one feels at moments – in spite of poverty, stupidity and oppression, is the labaratory of life. Here the chemicals are being mixed in new combinations, and stink, and explode. Something – there is just a chance – might come out.” Schrijven kon Keynes dus wel, maar, zoals we nu weten, is het Sowjet-experiment na zeventig jaar definitief mislukt.
Financieel was Keynes al snel zelfstandig. Hij maakte er een gewoonte van het eerste halfuur van de dag (in bed, zoals het verhaal gaat) zijn aandelentransacties telefonisch met zijn bank te regelen. Hij was daarin zo succesvol dat hij al snel een vermogend man was.
De vredesonderhandelingen van Parijs in 1919 na afloop van de Eerste Wereldoorlog, door Keynes als financieel expert namens de Britse regering bijgewoond, waren voor hem een frustrerende ervaring. Hij was ervan overtuigd dat de overwinnaars Duitsland veel te hoge herstelbetalingen hadden opgelegd, waaruit niets dan slechts kon voortkomen. Hij legde zijn ideeën vast in het zeer succesvolle The Economic Consequences of the Peace (1919). Keynes, die toch al niet over een solide gezondheid beschikte, ondervond ten gevolge van de gebeurtenissen rond het vredesverdrag een ernstige lichamelijke en geestelijke inzinking.
Zijn bekendste werk is The General Theory of Employment, Intrest and Money , dat in 1936 verscheen. Er is geen twintigste-eeuws economieboek dat zoveel invloed heeft gehad, niet alleen in wetenschappelijk opzicht, maar ook ten aanzien van de praktijk van het economisch beleid. Na de Tweede Wereldoorlog was de economische politiek van de meeste westerse landen een tijdlang op de keynesiaanse ideeën gebaseerd.
Zonder hinderlijke bescheidenheid maakte Keynes in The General Theory onderscheid tussen twee soorten economen: vrijwel al zijn voorgangers, door hem Classics genoemd aan de ene kant en hijzelf aan de andere kant. De Classics hadden zonder uitzondering een onbegrensd vertrouwen in de vrijemarkteconomie. Keynes’voornaamste punt was nu juist dat een markteconomie, aan zichzelf overgelaten, niet automatisch de meest optimale situatie hoefde te bereiken. En een economie in crisis is niet altijd in staat zichzelf als een baron Von Münchhausen aan de haren uit het moeras omhoog te trekken. Een sturende overheid was naar zijn mening nodig om de ergste valkuilen van het kapitalisme te vermijden.
Keynes’ laatste belangrijke wapenfeit was de rol die hij heeft gespeeld op de conferentie van Bretton Woods rond 1945, waar de lijnen werden uitgezet voor het naoorlogse internationale financiële verkeer, in het bijzonder ten aanzien van de wisselkoersen. Hij heeft het systeem van Bretton Woods echter nooit in volle glorie mogen aanschouwen: hij stierf in 1946 aan een hartaanval.
(Bron: Gorter, G.F. , Het tijdschrift voor het economisch onderwijs, VECON)