Zelfs onder collega-economen is hun Zweedse vakgenoot Johann Gustav Knut Wicksell een relatief onbekende. En vaak is zijn wat bizarre levensloop nog meer bekend dan zijn economische ideeën. Economen zijn doorgaans rustige en keurige mensen. De Engelse econoom John Stuart Mill had weliswaar jarenlang een affaire met een getrouwde vrouw, maar veel erger kom je nauwelijks tegen. Wat dat betreft was Wicksell zeker een kleurrijke figuur.
Knut Wicksell werd geboren in 1851 in Stockholm als de jongste van zes kinderen. Hij was al vroeg wees en werd opgevoed door een oom en tante in een van religie doordrenkte omgeving. Het verhaal gaat dat hij het kerkelijk liedboek uit zijn hoofd kende, evenals vele passages uit de bijbel, zoals de Bergrede. Hij ging studeren aan de universiteit van Uppsala, aanvankelijk in wis- en natuurkunde. Zijn belangstelling waaierde echter al snel uit naar allerlei andere onderwerpen, zoals het malthusianisme, het feminisme en de politiek; hij publiceerde zelfs een bundel gedichten.
Intussen bereisde hij Zweden om zijn landgenoten ervan te overtuigen dat de Zweedse bevolking gehalveerd moest worden, weigerde met zijn partner (en moeder van zijn twee kinderen) te trouwen, ontwikkelde radicale ideeën over vrouwenemancipatie, werd een fel bestrijder van de christelijke godsdienst en belandde, nadat hij Maria’s onbevlekte ontvangenis in het openbaar had bespot, voor twee maanden in de cel. Kortom, ‘never a dull moment with Knut Wicksell’. Je zou bijna vergeten dat hij ook nog enige bijdragen tot de economische theorie heeft geleverd.
Zijn maatschappijkritische ideeën leidden hem uiteindelijk tot de economie. We zullen ons hier beperken tot zijn monetaire theorie, hoewel hij op veel meer gebieden bijdragen heeft geleverd. In 1898 publiceerde hij (in het Duits, niemand las Zweeds) Geldzins und Güterpreise , meestal met de latere Engelse titel Interest and Prices aangeduid. Daarin maakte hij, als zijn bijdrage tot de conjunctuurtheorie, onderscheid tussen de natuurlijke en de feitelijke rentestand. De natuurlijke rente verwijst naar processen in de reële economie. De vraag naar geldkapitaal komt voort uit de behoefte te investeren; het aanbod van kapitaal is gelijk aan de besparingen, d.w.z. het bedrag dat een samenleving in een bepaalde periode niet consumeert. De natuurlijke rente stelt zich zodanig in dat vraag naar en aanbod van kapitaal met elkaar in evenwicht zijn.
De feitelijke rentestand wordt echter door het bankwezen vastgesteld. Banken kunnen geld scheppen en maken daar regelmatig gebruik van. Door geldschepping komt er extra vermogen om te investeren ter beschikking, bovenop het door de spaarders ter beschikking gestelde vermogen. Het gevolg is dat de feitelijke rente onder de natuurlijke komt te liggen en dat bedrijven gestimuleerd worden meer te investeren dan er besparingen voorhanden zijn. Er zal zich nu een proces van algehele prijsstijgingen gaan voordoen. De geldschepping veroorzaakt immers extra effectieve vraag, om met Keynes te spreken, maar daar staat voorlopig geen extra productiecapaciteit tegenover. Wicksell zag ook geen mechanisme dat een einde zou kunnen maken aan de inflatie. Zolang de geldschepping voortduurde, zouden de prijzen blijven stijgen.
Deze ideeën wierpen een geheel nieuw licht op de zogenaamde Wet van Say, ook de wet der afzetwegen genoemd. Volgens de Franse econoom Jean-Baptiste Say (1767-1832) is het inkomen dat via de productie tot stand komt, precies voldoende om de productie af te nemen. Maar als je geldschepping in de beschouwing betrekt, is er meer koopkracht dan er goederen tegenover staan. Ook de befaamde klassieke dichotomie werd en passant ondergraven. De klassieke dichotomie betrof de scheiding tussen de reële en de monetaire wereld. Monetaire verschijnselen werden niet geacht zelfstandig invloed te kunnen uitoefenen en werden als een sluier gezien die weggenomen diende te worden om de reële wereld te kunnen aanschouwen. Knut Wicksell maakte duidelijk dat money matters , zoals Milton Friedman later eveneens beweerde.
Tenslotte nog een citaat uit het stimulerende The Making of Modern Economics van Mark Skousen. “Throughout his life, Wicksell rejected all academic and legal formalies, including official mariage and baptism ceremonies and accepting honorary degrees. He must have been turning over in his grave when his wife arranged an elaborate funeral following his death in 1926.”
(Bron: Gorter, G.F. , Het tijdschrift voor het economisch onderwijs, VECON)