De Nederlandse staat was in de negentiende eeuw een nachtwakersstaat. Dit houdt in dat de overheid zich weinig bemoeit met de inwoners van het land. De enige taak van de nachtwakersstaat was het, door leger en politie, garanderen van de veiligheid van de inwoners. Verder waren er een aantal wetten om de rechtsorde te handhaven.
Later groeide de nachtwakerstaat uit tot een verzorgingsstaat.