Box 3
Inkomstenbelasting is in drie categorieën onderverdeeld. Deze drie categorieën heten boxen. In Box 3 worden alle inkomsten belast die zijn verkregen uit sparen en beleggen. Het is niet zo dat je over al je spaargeld en beleggingen inkomstenbelasting hoeft te betalen. Voor 2014 is vastgesteld dat je tot 21.139 euro geen belasting hoeft te betalen. Voor fiscale partners geldt dat er tot 42.278 euro geen belasting hoeft te worden betaald. Dit wordt het heffingsvrij vermogen genoemd.
Hoe bereken je inkomstenbelasting in Box 3? Dat gaat in een aantal stappen. Eerst tel je alle bezittingen uit sparen en beleggen bij elkaar op. Vervolgens trek je de schulden (persoonlijke lening, studieschuld etc.) die je hebt als aftrekpost van dit bedrag af. Ook trek je het hierboven genoemde heffingsvrije vermogen vanaf. Uiteindelijk houd je de grondslag voor sparen en beleggen over.
De Belastingdienst gaat er vanuit dat iedere belastingplichtige over deze grondslag een rendement van 4% behaalt. Ook al heeft de ene persoon 10% rendement over zijn vermogen en de ander maar 1,2% rendement, de Belastingdienst hanteert altijd een vaste standaard. Over deze 4% betaal je vervolgens 30% inkomstenbelasting. In Box 2 wordt op basis van de berekende grondslag dus 30% belasting geheven over de vastgestelde 4% rendement die je hebt verdient met sparen en beleggen. 4% van 30% staat overigens gelijk aan 1,2% belasting.
Stel voor dat de grondslag voor inkomstenbelasting in Box 3 € 100.000 euro is. Dan is je verwachte rendement voor de Belastingdienst € 4.000. Over deze € 4.000 euro betaal je 30% inkomstenbelasting. De belasting die je dan betaalt € 1.200. Dit is hetzelfde als 1,2% van € 100.000.
In Box 1 vallen inkomsten uit werk en woning en in Box 2 vallen de inkomsten die zijn verkregen uit aanmerkelijk belang.