Verkeersvergelijking
De verkeersvergelijking van de econoom Irving Fisher is één van de eerste pogingen om de vraag naar geld te verklaren. Fisher stelt in zijn verkeersvergelijking dat de maatschappelijke geldhoeveelheid vermenigvuldigd met het aantal keren dat het geld in een bepaalde periode van eigenaar is verwisseld (omloopsnelheid) per definitie gelijk is aan het aantal handelstransacties (goederen en diensten die van hand tot hand zijn gegaan) vermenigvuldigd met het gemiddelde prijsniveau van alle goederen in de economie.
Aan de hand van deze definitievergelijking kan de volgende formule worden opgesteld:
In de formule is M de maatschappelijke geldhoeveelheid (money), V de omloopsnelheid (velocity), P het gemiddelde prijsniveau (price) en T de omvang van de handeltransacties (trade volume).
Aangezien de uitkomsten per definitie gelijk zijn aan elkaar, kunnen er geen oorzakelijke verbanden tussen de vier variabelen worden afgeleid. Om te kunnen bepalen welke factoren de vraag naar geld verklaren, gaat Fisher uit van een tweetal veronderstellingen. De eerste veronderstelling is dat de omloopsnelheid V op de korte termijn een constante variabele is. Dit verklaart hij uit het feit dat mensen en bedrijven uit gewoonte geld in een bepaalde frequentie uitgeven. Simpel gezegd gaat Fisher er van uit dat mensen bijvoorbeeld twee maal per week geld uitgeven aan boodschappen, één maal per maand aan huur en één maal per jaar geld afdragen aan de belastingdienst. De tweede veronderstelling is dat het handelsvolume T ook een constante variabele is. Kortom, bedrijven produceren een gegeven hoeveelheid goederen en diensten die worden verhandeld op de markt.
Aangezien in de verkeersvergelijking zowel V als T als constanten worden beschouwd, moet volgens Fisher een verandering in M eenzelfde verandering in P betekenen. Fisher gaat er overigens ook van uit dat een stijging van P alleen kan worden veroorzaakt door M en niet andersom. In de praktijk betekent dit dat geldschepping, bijvoorbeeld door het bijdrukken van geld, noodzakelijkerwijs tot een stijging van het algemeen prijspeil (inflatie) leidt.