Belasting

Omzetbelasting (btw)

Omzetbelasting

Wanneer je in een winkel, een snackbar of op internet iets koopt, betaal je niet alleen voor het product. Een deel van het bedrag is belasting. Deze belasting heet omzetbelasting of btw. Btw staat voor Belasting over de Toegevoegde Waarde. Btw betaal je bij het afrekenen van een goed of dienst. De ondernemer waaraan je btw betaalt, draagt dit bedrag af aan de overheid door middel van Btw-aangifte .

Winkeliers, restauranthouders, groothandels, handelaren, producenten, transportbedrijven etc. zijn verplicht om omzetbelasting over hun goederen en diensten te rekenen. Zij zijn ook verplicht om dit vervolgens aan de overheid af te dragen. Omdat omzetbelasting via ondernemingen wordt geïnd, en niet direct door de koper aan de overheid wordt betaald, is sprake van een indirecte belasting.

In dit artikel wordt uitgelegd hoe omzetbelasting wordt berekend, hoe het is ontstaan, welke btw-tarieven er in Nederland worden gehanteerd, hoe belastingaangifte moet worden gedaan en welke btw-tarieven gelden voor verschillende producten en diensten. Ook wordt de verleggingsregeling en kleineondernemersregeling (KOR) uitgelegd.

Omzetbelasting (BTW)

Omzetbelasting (btw). De belasting die je aan de kassa over een product betaalt.

Definitie

Indirecte belasting die wordt berekend op het verbruik van goederen en diensten over de waarde die een ondernemer heeft toegevoegd.

Verbruiksbelasting

Omzetbelasting wordt geheven op het gebruik, of anders gezegd verbruik, van consumptiegoederen. De btw wordt daarom een verbruiksbelasting genoemd. Verbruiksbelastingen zijn alle belastingen die de consument betaalt over de aanschaf van consumptiegoederen. De meeste verbruiksbelastingen worden langs indirecte weg geheven.

Ontstaan

Sinds 1 januari 1969 is in Nederland, als gevolg van het verkleinen van de verschillen tussen belastingen binnen de Europese Gemeenschap, de omzetbelasting ingevoerd. Het verkleinen van verschillen, wordt harmoniseren genoemd. De regels met betrekking tot het heffen en innen van btw staan in de wet Omzetbelasting 1968. Er zijn meer dan 130 landen die btw heffen. De meeste daarvan zijn Europese landen. In het Engels wordt gesproken over turnover tax of VAT (Value Added Tax).

Voorbeeld toegevoegde waarde

Een onderneming betaalt belasting over de toegevoegde waarde. Dit betekent dat de onderneming belasting betaalt over de waarde die door de onderneming zelf wordt toegevoegd en niet over de waarde die een goed of dienst al heeft. Wanneer een bakkerij voor €500 meel inkoopt om daar brood van te maken en dit voor €1200 verkoopt, dan is de toegevoegde waarde €700. De bakker betaalt dan geen omzetbelasting over de meel, maar wel over de €700 die hij verdient over de verkoop van het brood. Om dit verder te verduidelijken wordt aan de hand van de bedrijfskolom van “boer tot brood” een voorbeeld gegeven.

Stel dat een boer voor €4.000 graan levert aan een meelfabriek. Vervolgens verkoopt de meelfabriek de meel voor €6.500 aan een broodfabriek. De broodfabriek bakt brood en verkoopt dit voor €10.000 aan een supermarktketen. Vervolgens verkoopt de supermarktketen het brood voor €13.000 aan de consument. In dit voorbeeld gaan we ervan uit dat de boer de eerste stap is in de bedrijfskolom. De boer is in dit geval de oerproducent. De toegevoegde waarde die de boer levert is €4.000 – €0 = € 4.000. De meelfabriek maalt het graan tot meel en verkoopt dit voor €6.500 en voegt daarmee €6.500 – €4.000 = €1.500 aan waarde toe. Vervolgens verkoopt de broodfabriek het brood dat hij van het meel maakt door voor €10.000 en voegt €10.000 – €6.500 = €3.500 toe. Tot slot verkoopt de supermarkt het brood aan de klant voor € 13.000 en voegt hiermee als laatste schakel in de bedrijfskolom €13.000 – €10.000 = €3.000 toe. In iedere stap wordt er waarde toegevoegd. In een schema ziet dat er als volgt uit:

Uitleg Toegevoegde Waarde

Uitleg Toegevoegde Waarde

Nu we naar de toegevoegde waarde per schakel in de bedrijfskolom hebben gekeken, gaan we een stapje verder. Over de toegevoegde waardes moet immers nog omzetbelasting worden gerekend. Voor levensmiddelen geldt het lage btw-tarief van 6%. De supermarkt verkoopt voor €13.000 en moet daarover verplicht 6% btw doorberekenen aan zijn klanten. Dit is €780 en moet door de supermarkt worden afgedragen aan de belastingdienst. Maar…de supermarkt kocht het brood in voor €10.000 en moest daarover 6% btw betalen aan de broodfabriek. Dit is €600 en kan door de supermarkt worden teruggevorderd. Eigenlijk draagt de supermarkt dus €780 – €600 = €180 af.

De broodfabriek verkocht voor €10.000 en bracht daar de eerder genoemde €600 btw aan de supermarkt voor in rekening. Deze €600 moet de broodfabriek afdragen aan de belastingdienst. Maar…ook de broodfabriek kan een bedrag terugvorderen, namelijk de btw die de hij heeft betaald over de meel die hij bij de meelfabriek heeft ingekocht. De meel kostte €6.500 en de btw bedraagt 6% van €6.500 is €390. De broodfabriek draagt dus uiteindelijk €600 – €390 = €210 af.

De meelfabriek op zijn beurt moet de eerder genoemde €390 btw afdragen en kan de btw over de ingekochte graan weer terugvorderen. De btw bedraagt 6% van €4.000 = €240. De meelfabriek draagt dus uiteindelijk €390 – €240 = €150 af. Tot slot betaalt de boer €240 btw af over de verkoop van de graan. De boer kan geen btw terugvorderen, omdat hij in dit voorbeeld de eerste schakel in de bedrijfskolom is. We gaan er in dit geval dus vanuit dat de boer niets heeft ingekocht. In een schema ziet dat er als volgt uit:

Uitleg Belasting over de toegevoegde waarde

Uitleg Belasting over de toegevoegde waarde

Telkens dragen ondernemers omzetbelasting af over de verkoopprijs en vorderen omzetbelasting terug over de inkoopprijs. Door dit systeem te hanteren, dragen ondernemers alleen omzetbelasting af over de toegevoegde waarde. Dat is ook de reden dat deze systematiek “Belasting over de Toegevoegde Waarde” wordt genoemd. Door deze indirecte manier van belasting heffen, lijkt het alsof de ondernemer zelf belasting betaalt aan de overheid. Dat is niet waar. Het is de consument die de omzetbelasting betaalt. De ondernemer is alleen doorgeefluik naar de overheid. Eigenlijk functioneren ondernemers als een soort incassobureau.

Omzetbelasting berekenen

Om beter te leren begrijpen hoe btw wordt berekend, worden hieronder een paar voorbeelden gegeven. We gebruiken hiervoor twee kassabonnetjes. De eerste is de rekening van een avondje dineren in restaurant Pastis. De tweede is de rekening voor de aankoop van vis bij Vispaleis Suezkanaal.

Rekening restaurant inclusief en exclusief omzetbelasting

Rekening restaurant incl. en excl. BTW

Restaurant Pastis

Als eerste voorbeeld kijken we naar de rekening van een dinertje voor twee geliefden in een Frans restaurantje in Den Haag. Hoewel liefde onbetaalbaar is, komt de serveerster aan het einde van de avond toch met de vraag: “pinnen of contant?”. De rekening is €102,75 incl. btw. Onderaan de bon staan twee bedragen bij Tax 1 en Tax 2. Dit is de btw die in rekening wordt gebracht. Het bedrag voor Tax 1 is €4,78 en voor Tax 2 €3,17. Ook staat het bedrag van €94,80 excl. btw op de bon vermeld.

Wanneer we beter naar Tax 1 en Tax 2 kijken, komen we erachter dat voor een aantal bestellingen het lage btw-tarief van 6% geldt en voor een aantal het hoge tarief van 21%. Uit de bon kan niet worden opgemaakt voor welke bestellingen het lage en het hoge tarief geldt. We moeten de bon dus iets beter bestuderen. De overheid rekent over etenswaren 6% en over alcoholische dranken 21%. Op de bon staat een aantal glazen wijn en een rode port. Dit is in totaal €18,25. Het bedrag voor de wijn en port is € 15,08 excl. btw .

De btw is €18,25 – €15,08 = €3,17. Tax 2 moet in dit geval de omzetbelasting zijn tegen het hoge btw-tarief. Vervolgens tellen we alle bedragen van de gerechten op. Dit is in totaal €84,50. Het bedrag voor het eten komt dan op €79,72 excl. btw.

De btw is €84,50 – €79,72 = €4,78 en wordt op de bon weergegeven onder Tax 1. Het bedrag van €15,08 voor de drank en €79,72 voor het eten, vormen samen de totale kosten van €94,80 excl. btw.

Vishandel Het Suezkanaal

Voor het tweede voorbeeld reizen we af naar het vispaleis van detailhandelaar “Het Suezkanaal” in de Weimarstraat in Den Haag. De kosten voor de aanschaf van verschillende soorten vis zijn €39,50.

Rekening vishandel excl. btw

Rekening vishandel excl. btw

Op de bon van Vispaleis “Het Suezkanaal” staat geen btw vermeld. Dit betekent niet dat er geen omzetbelasting in rekening is gebracht. Als je meerdere bonnetjes van winkels bekijkt, kom je erachter dat veel winkeliers de btw niet vermelden. Het is netter als ze dat wel doen, maar het is niet verplicht. Het is voor winkeliers wel verplicht om btw te berekenen aan de klant.

Om erachter te komen hoeveel omzetbelasting er bij “Het Suezkanaal” is betaald, kijken we eerst welk belastingtarief voor deze producten geldt. Vis valt onder de categorie etenswaren en hiervoor geldt, net als voor de gerechten bij restaurant Pastis, het lage tarief van 6%.

Het bedrag van €39,50 is inclusief omzetbelasting. Het bedrag zonder btw is €37,26. De btw die je als klant betaalt is €39,50 – €37,26 = €2,24.

“Het Suezkanaal” draagt de €2,24 af aan de Belastingdienst en vordert de omzetbelasting terug over het bedrag waarvoor hij de vis bij de groothandel heeft ingekocht. We weten niet waarvoor de vishandel de vis heeft ingekocht, dus kunnen we het terug te vorderen bedrag niet berekenen.

Lees Procent voor meer uitleg over het rekenen met percentages. Wil je snel en automatisch btw berekenen? Gebruik onze Btw Calculator.

Btw-tarieven

In Nederland gelden meerdere tarieven voor de omzetbelasting. Voor sommige goederen en diensten geldt een nultarief (0%). In meer gevallen geldt het ‘laag tarief’ van 6%, en in de meeste gevallen het ‘hoog tarief’ van 21%. In de loop der jaren zijn de btw-tarieven vaak verhoogd en soms ook weer verlaagd. Dit kan verschillende redenen hebben. Redenen om te verhogen zijn om meer overheidsinkomsten te genereren of om noodzakelijke bezuinigingen mee te kunnen bekostigen. Redenen om te verlagen zijn om de economie of de aanschaf van bepaalde goederen en diensten te stimuleren. Hieronder staat een tabel met met daarin alle btw-tarieven die sinds de invoering van de omzetbelasting zijn geheven.

Goederen en diensten (21%)

Voor de meeste goederen en diensten geldt het hoge tarief voor de omzetbelasting. Dit tarief wordt het algemene btw-tarief genoemd. Sinds 1 oktober 2012 is het algemene tarief met 2 procentpunt verhoogd van 19% naar 21%. Het hoge tarief geldt voor alle producten en diensten die niet onder het 6%-tarief en het o%-tarief vallen, of vrijgesteld zijn van btw.

Voorbeelden van goederen tegen 21% omzetbelasting zijn een auto, benzine, computer, televisie, meubels, gas, elektra, kleding en alcohol. Voorbeelden van diensten tegen 21% omzetbelasting zijn bouwkundig advies, juridisch advies, financieel advies, organisatieadvies, onderzoek, vertaaldiensten, ICT-diensten en facilitaire diensten, zoals catering en bewaking. Je moet er vanuit gaan dat voor alle goederen en diensten het 21%-tarief geldt, tenzij de Belastingdienst expliciet aangeeft dat een ander tarief van toepassing is.

Goederen (6%)

Het lage tarief van 6% omzetbelasting geldt voor producten die in de eerste levensbehoefte voorzien. Dit zijn agrarische goederen, voedingsmiddelen, water en een groot deel van de geneesmiddelen. Daarnaast geldt het lage tarief ook voor goederen en diensten die de ontwikkeling van mensen stimuleert, zoals de verkoop en verhuur van boeken en schoolboeken. Ook dag- en weekbladen vallen onder het 6% btw-tarief.

Goederen - 6% omzetbelasting

Goederen – 6% omzetbelasting

Het idee achter een laag belastingtarief is dat de kosten voor de aankoop van een goed of dienst lager worden. Hierdoor worden goederen meer toegankelijk voor consumenten. Door de jaren heen verschilt het welke goederen er onder het lage belastingtarief vallen. Zo is in 2012 besloten om voor kunst- en antiekvoorwerpen het 6%-tarief te rekenen. Dit zijn goederen die een culturele waarde hebben, waarbij wordt aangenomen dat de lagere belasting mensen stimuleert om bijvoorbeeld een schilderij of een antieke kast te kopen.

Toegankelijker maken en stimuleren van de aanschaf van bepaalde goederen en diensten zijn de belangrijkste overwegingen van de overheid om een lager btw-tarief te hanteren. In de economie wordt het aanmoedigen van de aanschaf van specifieke goederen en diensten door de overheid ‘merit goods’ genoemd. Inmiddels is het door alle regels en uitzonderingen lastig om te bepalen wat er onder het lage tarief valt. Hierdoor ontstaan soms vreemde situaties. Voor boeken geldt op dit moment het 6% btw-tarief, terwijl je over een e-book 21% btw betaalt. Ook over elektriciteit betaal je 21% btw, terwijl je dit als een product kunt zien dat in een eerste levensbehoefte voorziet. Een veel gebruikt voorbeeld is dat er 6% btw over konijnenvoer wordt gerekend en 21% btw over caviavoer. De reden is dat een konijn wordt gezien als consumptiegoed. Hierdoor valt konijnenvoer onder de categorie ‘agrarisch goed’, terwijl caviavoer als ‘luxegoed’ wordt beschouwd.

Diensten (6%)

In het besluit Omzetbelasting (Toelichting Tabel 1) van 4 september 2014 staat precies welke diensten er onder het laagtarief vallen. De bekendste diensten zijn de kapper, schilder, kledingmaker, schoenmaker, personenvervoer en het bieden van logies of kampeergelegenheid.

De belangrijkste reden voor een laag tarief op goederen is dat ze voorzien in een eerste levensbehoefte. Het belangrijkste argument voor het laag tarief op diensten is het arbeidsintensieve karakter. De verwachting bij de invoering was dat een laag tarief op dergelijke diensten een positief effect zou hebben op de werkgelegenheid. Ook zou een laag tarief er voor zorgen dat minder dienstverleners hun diensten ‘zwart’ zouden gaan aanbieden om betaalbaar te blijven.

Aangezien er sprake is van een limitatieve lijst van laag tarief voor diensten, spreken sommige beroepsgroepen over willekeur. Waarom betaalt iemand voor een behandeling in de kapsalon 6% btw, terwijl een bezoekje aan de schoonheidssalon nog altijd 21% btw is.

Goederen en diensten (0%)

Het 0%-tarief of nultarief wordt gehanteerd voor ondernemers die goederen exporteren naar het buitenland of goederen opslaan in een douane-entrepot. Er gelden aparte regels voor export naar EU-landen en landen buiten de Europese Unie. Het nultarief mag in de volgende gevallen worden toegepast:

  • export van goederen binnen EU: wanneer de ondernemer levert aan een buitenlandse klant die particulier (of vrijgestelde ondernemer of organisatie die geen ondernemer is), dan rekent de ondernemer het btw-tarief dat in dat land geldt. Echter, levert de ondernemer aan een andere buitenlandse EU-ondernemer, en worden die goederen vervolgens vervoerd naar een ander EU-land? Dan is het nultarief van toepassing.
  • export van goederen buiten de EU: wanneer de ondernemer levert aan zowel particulieren of ondernemingen buiten de Europese Unie, is altijd het nultarief van toepassing. Dit geldt ook wanneer de goederen worden opgeslagen in een douane-entrepot. De ondernemer is wel verplicht om bij de belastingdienst aan te tonen dat er sprake is van export buiten de EU.

Omzetbelasting aangifte

De meeste ondernemers doen ieder kwartaal btw-aangifte. Betaalt de ondernemer meer dan € 15.000 euro per kwartaal, dan verplicht de belastingdienst om maandelijks aangifte te doen. Bij kleinere ondernemingen is op aanvraag een jaarlijkse aangifte van de omzetbelasting mogelijk.

Overheidsinkomsten uit omzetbelasting

Omzetbelasting zorgt voor een aanzienlijk deel van de overheidsinkomsten. De belangrijkste inkomstenbronnen van de overheid zijn de premies werknemersverzekeringen, loon- en inkomstenbelasting, omzetbelasting,  premies volksverzekeringen en vennootschapsbelasting. De btw-inkomsten zijn de afgelopen jaren ongeveer 20% van het totaal aan overheidsinkomsten. Hieronder staat een overzicht van de inkomsten van de Nederlandse overheid in 2012 en 2014.

Overheidsinkomsten 2012

Overheidsinkomsten 2012

In 2012 had de rijksoverheid in totaal 232.5 miljard euro aan overheidsinkomsten. De omzetbelasting had met 41.7 miljard euro een aandeel van 17,7% op het totaal en stond daarmee op de derde plaats.

Overheidsinkomsten 2014

Overheidsinkomsten 2014

In 2014 inde de rijksoverheid 42.7 miljard aan btw. Dit was 17,3% van het totaal van 246 miljard euro. Hiermee stond de omzetbelasting op de vierde plaats van voornaamste inkomsten. De cijfers van 2015 worden bekend gemaakt op Verantwoordingsdag, de tweede woensdag van mei (11 mei 2016). Voor meer informatie over de rijksinkomsten van het afgelopen jaar: Financieel Jaarverslag van het Rijk 2014.

Verleggingsregeling

Bij de verleggingsregeling draagt niet de leverancier, maar de klant btw af aan de overheid. Dit betekent dat de klant geen btw betaalt aan de leverancier en de leverancier geen belasting hoeft af te dragen aan de overheid. De klant betaalt dus geen btw aan de leverancier, maar moet (wanneer hij ondernemer is) in zijn belastingaangifte opgeven over welke bedrag de btw is verlegd. Deze verleggingsregeling is voornamelijk van toepassing bij zakendoen met het buitenland. In specifieke gevallen is sprake van verlegging. Voor ondernemers geldt de verlegging bij:

  • verkopen aan het buitenland
  • verkopen van goud
  • uitlenen van personeel tegen betaling
  • overdracht van emissierechten
  • overdracht van onroerende goederen
  • executieverkopen

Kleineondernemersregeling

Kleine ondernemers kunnen in aanmerking komen voor de kleineondernemersregeling. Wanneer een onderneming minder dan €1.883 per jaar betaalt kan belastingvermindering worden aangevraagd. De ondernemer hoeft dan minder of geen btw af te dragen. Een onderneming komt in aanmerking voor deze regeling wanneer:

Ook kan een kleine ondernemer ontheffing aanvragen van administratieve verplichtingen. Dit betekent dat hij geen btw-aangifte hoeft te doen. Deze ontheffing geldt alleen wanneer jaarlijks €1.345 of minder btw hoeft te worden betaald. Meer weten? Lees hier ons uitgebreide artikel over de kleineondernemersregeling.

Over Scholto Bos

Scholto is financieel-juridisch adviseur en eigenaar van Finler.nl. Eerder werkte hij bij het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) en bij onderzoeks- en adviesbureau Zenc in Den Haag.